top of page
Zoeken

Wat zijn vrijplaatsen voor Brusselse jongeren?

Bijgewerkt op: 21 nov. 2023

Brusselse jongeren vinden niet altijd voldoende vrijplaatsen in hun buurt: plekken waar ze onbezorgd aanwezig mogen, willen en kunnen zijn. Dat blijkt uit een kwalitatief onderzoek van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) bij 53 jongeren uit drie diverse wijken in Brussel. In sommige wijken zijn er te weinig vrijetijdsmogelijkheden of voelen de jongeren zich onveilig of ongewenst in de openbare ruimte. “Het onderzoek toont ook aan dat we jongeren actief moeten betrekken bij het uittekenen van de openbare ruimte”, zegt Vlaams minister van Jeugd en Brussel Benjamin Dalle.



Het onderzoek in één oogopslag:

  • Grote verschillen tussen de wijken (Brabantwijk, Peterboswijk, Stokkel)

  • Vooral meisjes hebben het moeilijk om hun plek in de openbare ruimte te vinden

  • Jongeren hebben zowel fysieke als mentale ruimte nodig om zich te ontplooien

  • De aanwezigheid van betrouwbare personen (ouders, vrouwen en kinderen) is een belangrijke factor voor het veiligheidsgevoel in de openbare ruimte


Gezonde en leefbare buurten worden in het Vlaamse Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan (JKP) 2020-2024 als absolute prioriteit omschreven. Vrijplaatsen voor jongeren zijn daar een cruciaal onderdeel van. Dat zijn plekken waar jongeren aanwezig mogen, willen en kunnen zijn. Welke dynamieken zorgen ervoor dat jongeren zich al dan niet met plezier naar bepaalde plaatsen in hun buurt begeven? Wat zijn gezonde en leefbare buurten voor de jongeren? In een grootstad als Brussel, tevens een hyperdiverse stad met een grote kloof tussen arm en rijk, zijn deze vragen extra relevant.


Daarom gaf Vlaams minister van Jeugd en Brussel Benjamin Dalle de opdracht aan het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) om een kwalitatieve studie in drie Brusselse wijken uit te voeren: de Peterboswijk in Anderlecht, de Brabantwijk in Schaarbeek en Stokkel in Sint-Pieters-Woluwe. De wijken werden geselecteerd op basis van de indicatoren van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), waarbij JOP streefde naar een maximale variatie tussen buurten en een geografische spreiding overheen Brussel. Het kwalitatief onderzoek bestond uit observaties, interviews en focusgroepen. 53 jongeren tussen 12 en 25 werden bevraagd. Het is de eerste keer dat het JOP een dergelijk diepgaand kwalitatief onderzoek in Brussel organiseerde.


Uit het onderzoek blijkt dat de kwaliteit en het gebruik van de publieke ruimte in de drie wijken sterk verschilt, net als het gemeenschapsgevoel, het beeld van een goede gemeenschap en het beschikbare vrijetijdsaanbod in of rond de buurt. Sommige jongeren zijn voornamelijk extern georiënteerd: zij zien heel Brussel als hun speeltuin en beperken zich dus niet enkel tot hun eigen wijk. Opvallend is dat deze gedachtegang voornamelijk terugkomt bij de jongeren uit Stokkel. De groep uit Peterbos en (een deel van) de Brabantwijk richt zich voornamelijk op de eigen buurt, ook al is het georganiseerd aanbod voor jongeren er eerder beperkt. De wijk vormt een eigen gesloten wereld.


Toch slagen de meeste jongeren er wel in om vrijplaatsen te vinden, ook al loopt die zoektocht niet zonder moeilijkheden.


  • Negatieve ervaringen, angst voor criminaliteit en de ruimtelijke claims van sommige gebruikers van de publieke ruimte zorgen ervoor dat heel wat jongeren weggeduwd worden van bepaalde plaatsen. Dit is voornamelijk bij meisjes een groot probleem. Meisjes staan in hun dagelijkse bewegingen doorheen de buurt bijna voortdurend stil bij fysiek en seksueel gevaar.

  • Verschillende jongeren ervaren druk op wat ze mogen doen. In bepaalde buurten is er weinig gedoogruimte, waardoor jongeren geen plaats vinden waar ze zich vrijuit kunnen uitdrukken zonder als overlast beschouwd te worden. De jongeren verkiezen zelf plekken waar minder directe en sociale controle is. Ook hier blijkt uit het onderzoek dat vooral meisjes minder aanwezig zijn in de openbare ruimte. Verschillende aspecten spelen hier een rol in, zoals ouders die liever niet willen dat hun dochters in de buurt rondhangen of ergens samen met jongens zijn, of de zogenaamde ‘doorvertelcultuur’, die hen dwingt aan bepaalde verwachtingen te voldoen.

  • Vele jongeren noemen het gebrek aan voorzieningen in de buurt als hinderpaal. In wijken zoals Peterbos en de Brabantwijk, waar heel wat jongeren zich terugplooien op de buurt, is er juist weinig vrijetijdsaanbod en is de publieke ruimte onvoldoende of gebrekkig ingericht en onderhouden. Dit zorgt voor frustraties bij jongeren.



Sander Van Thomme, onderzoeker Jeugdonderzoeksplatform en UGent: “Het missen van vrijplaatsen gaat om meer dan het missen van ontplooiingskansen. Het kan ook leiden tot een gevoel er als jongere of als bewoner van een bepaalde buurt minder toe te doen in de samenleving. Dit kan frustratie opwekken bij jongeren.”


Geen one-size-fits-all benadering


De resultaten van het onderzoek zijn een stimulans om de openbare ruimte meer en beter af te stemmen op de noden van de Brusselse jongeren zelf. Vlaams minister van Brussel en Jeugd Benjamin Dalle: “Dit onderzoek leert ons dat jongeren zowel fysieke als mentale ruimte nodig hebben: de infrastructuur is belangrijk, net als het gevoel dat ze er mogen zijn en niet als overlast beschouwd worden. Met deze signalen en aanbevelingen moeten we aan de slag. Zo is het belangrijk om de publieke ruimte ‘meisjesvriendelijker’ te maken. Kleinschalige ingrepen kunnen daar al een belangrijke rol in spelen, denk maar aan meer gratis en propere vrouwentoiletten of vrouwvriendelijke publieke sportinfrastructuur. Er is geen geen one-size-fits-all benadering mogelijk, want de ideale vrijplaats voor jongeren verschilt sterk van wijk tot wijk. Het onderzoek toont ook aan dat we jongeren actief moeten betrekken bij het uittekenen van de openbare ruimte. Ze weten waarover het gaat, hebben zicht op structurele ongelijkheden en op oplossingen, en ze willen ook betrokken worden bij de inrichting van hun buurt.”


In het jeugdbeleid zet Dalle nu al sterk in op kwalitatieve openbare ruimte voor kinderen en jongeren. Zo stelde minister Dalle samen met de jeugdwerkpartners dit voorjaar op de jaarlijkse Buitenspeeldag het actieplan ‘Mee(r) naar buiten?!’ voor. Dit plan stelt de ambitie voorop om meer en betere speel- en ontmoetingsmogelijkheden te realiseren voor kinderen en jongeren in Vlaanderen en Brussel. De recente goedkeuring van het nieuwe Jeugddecreet zal impuls bieden voor een versterkt en meer divers jeugdaanbod, ook in Brussel. Via diverse projectoproepen investeerde Dalle ook deze legislatuur meer dan 46 miljoen euro in kwalitatieve basisinfrastructuur voor kinderen & jongeren in Vlaanderen en Brussel. In Brussel zien bovendien 12 nieuwe Broedplekken het levenslicht, locaties waar verschillende organisaties een ruimte met elkaar delen en waar cultuur, buurtleven en jeugd- en welzijnswerkingen met elkaar in contact komen. Minister Dalle: “Zo maken we kleine, dagdagelijkse ontmoetingen mogelijk. Door creatief om te springen met fysieke ruimte, kunnen we het aanbod vergroten en jongerenwerkingen meer betrekken bij de dynamiek in de buurt.”





Lees hier het volledige JOP-rapport:


Comentários


bottom of page