top of page
Zoeken

Vlaams minister van Jeugd: ‘Nee, niet iedereen moet naar de scouts’

In een opiniestuk vroeg de Gentse schepen Hafsa El-Bazioui (Groen) zich af of een jongere die in korte broek naar de jeugdbeweging trekt nu echt het summum van jeugdwerk is. Vlaams minister van Jeugd Benjamin Dalle (CD&V) reageert op Sociaal.Net: “We zetten de deuren van het jeugdwerk wagenwijd open.”



Niet iedereen in korte broek


Om meteen met de deur in huis te vallen: nee, niet elke jongere moet op zaterdag of zondag in korte broek naar de jeugdbeweging. Het jeugdwerk is veel breder dan dat. De kern van de zaak is dat we moeten zorgen voor een aanbod waar elke jongere welkom is en iedereen zich thuis kan voelen.


‘We moeten zorgen voor een aanbod waar elke jongere welkom is.’

Artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag is glashelder: “Ieder kind heeft recht op rust en vrije tijd.” Kwaliteitsvolle vrijetijdsbeleving is geen bijzaak maar een kinderrecht, omdat het ongelofelijk belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Om die reden is ‘vrijetijdsbesteding voor allen’ een van de vijf prioriteiten van het Vlaams Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan.


We streven ernaar om vrije tijd toegankelijk te maken voor alle kinderen en jongeren. Het verenigingsleven trekt veel jongeren aan, als participant of leiding. Dat blijkt uit de recentste resultaten van de JOP-monitor, een grootschalige vijfjaarlijkse bevraging onder Vlaamse jongeren.


Tegelijk wijzen de onderzoeksresultaten een zwakke plek aan: in bepaalde vormen van het jeugdwerk zijn sommige groepen jongeren vandaag ondervertegenwoordigd. Denk aan jongeren met een migratieachtergrond, jongeren die schoollopen in het beroepssecundair onderwijs (BSO) of jongeren met een beperking.


Het brede en diverse verenigingsleven


De Gentse schepen Hafsa El-Bazioui zegt in haar opiniestuk – terecht – dat we waardevolle vrije tijd voor kinderen en jongeren niet moeten verengen tot het aanbod van de jeugdbewegingen.


‘De redenering dat het jeugdwerk alleen maar zou bestaan uit jeugdbewegingen zoals scouts en Chiro, klopt niet.’

Ze volgt echter de verkeerde redenering dat het Vlaamse jeugdwerk alleen maar zou bestaan uit jeugdbewegingen zoals scouts en Chiro. Het jeugdwerk is op dit moment al bijzonder divers, en telt een groot aantal werkvormen die onderling sterk verschillen op vlak van aanbod, methodiek en doelgroep.


De schepen verwijst in haar opinie naar de eigen kindertijd en het warme nest dat ze vond in het Meisjeshuis in de Brugse Poort in Gent. Ook die werking is deel van dat brede en diverse jeugdwerk. Het is niet meer of minder jeugdwerk als pakweg het Jeugd Rode Kruis, Rock en Metal Jeugdhuis Asgaard of de KSA dat zijn.


Al die verschillende werkvormen hebben één gemeenschappelijke deler: ze zijn gegroeid uit de vragen en behoeften van kinderen en jongeren. Om die reden zijn er ook doelgroepspecifieke werkingen, zoals de jeugdwerkingen voor kinderen en jongeren met een handicap.


Zelf kunnen kiezen


Zorgen voor meer betrokkenheid van ieder kind of jongere – ongeacht achtergrond, opleiding, afkomst, gender en woonplaats – in het jeugdwerk is een belangrijke taak.

Nee, uiteraard moet niet elke jongere uit het BSO naar de Scouts en Gidsen. Maar wie dat wel wil, moet daar alle kans toe krijgen. Mevrouw El-Bazioui vraagt zich af wat er mis is met jongeren die zich gewoon willen ontspannen, buiten de context van verenigingen. Wel, als je het mij vraagt, helemaal niets.


‘Het is uiteraard geen vereiste dat elke jongere uit het BSO zich aansluit bij de scouts. Maar wie dat wel wil, moet daar alle kans toe krijgen.’

Opnieuw staat de keuze van ieder kind en elke jongere daarin voorop. Heel wat jongeren engageren zich immers buiten het formele jeugdwerk. Vaak ook die jongeren die niet tot de zogenaamde ‘witte middenklasse van het algemeen secundair onderwijs (ASO)’ behoren. Ook dit wijst het JOP-onderzoek uit.


Net daarom zijn er op 1 januari nog veertien projecten rond informeel vrijwillig engagement van start gegaan, bedoeld om deze specifieke vorm van engagement onder jongeren te (h)erkennen en zichtbaarder te maken.


Gelukkig in de jeugdvereniging


Het is ook belangrijk om de baten van het jeugdwerk op het vlak van mentaal welzijn niet uit het oog te verliezen. Uit een onderzoek van De Ambrassade en Pimento bleek dat jongeren die actief zijn in jeugdverenigingen zich daar gelukkiger voelen dan op school.


Zeker voor jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie is die impact op hun welbevinden van cruciaal belang. Zij hebben er net baat bij om zich goed in hun vel te voelen, om zich te kunnen amuseren met leeftijdsgenoten.


Vaker stoppen, minder leiding


Hetzelfde onderzoek bevestigt echter ook dat bepaalde groepen, bijvoorbeeld jongeren met een lage socio-economische status, vaker stoppen met de jeugdbeweging. Een van de redenen dat ze stoppen is omdat ze zich minder geaccepteerd voelen.


‘We moeten aandacht blijven hebben voor groepen jongeren die moeilijker toegang vinden tot het verenigingsleven.’

De JOP-monitor leert ook dat jongeren in kwetsbare posities bij jeugdverenigingen minder vaak betrokken zijn in de organisatie, leiding en bestuur. Dat is een probleem, want kinderen en jongeren gaan op zoek naar rolmodellen waarin ze zichzelf herkennen. Daarom is het belangrijk dat het verenigingsleven in de breedste zin van het woord een weerspiegeling is van de maatschappij.


We moeten deze signalen ter harte nemen en aandacht blijven hebben voor groepen jongeren die moeilijker toegang vinden tot het verenigingsleven. We moeten daarom blijven inzetten op inclusief jeugdwerk dat laagdrempelig en toegankelijk is. Dit bereiken we door bottom-up te werken en dus een aanbod op vraag en op maat vorm te geven. Ieder kind of jongere moet kunnen aansluiten bij de jeugdvereniging naar diens wens.


Nieuwe Jeugddecreet


Daarom ondersteunen we vanuit het beleid organisaties bij het identificeren van drempels met als doel om die vervolgens zoveel mogelijk weg te werken. Belangrijk daarbij is dat de jeugdverenigingen, die onderling sterk verschillen, niet op zichzelf terugplooien maar juist de verbinding met anderen opzoeken.


Dat is de essentie van het nieuwe Jeugddecreet. Dit decreet integreert vier bestaande decreten tot één geheel zodat alle werkvormen er deel van uitmaken. We harmoniseren principes en procedures en zetten de deuren van het jeugdwerk wagenwijd open: wie zich wil laten erkennen kan dat op basis van duidelijke voorwaarden en criteria. En tegelijk geven we kleinschalige initiatieven de mogelijkheid om tijdelijk ondersteund te worden en als ze dat wensen op termijn door te groeien.


Door al deze bestaande en nieuwe werkvormen te integreren in één decreet zorgen we voor meer samenhang binnen de jeugdsector, en stimuleren we de onderlinge samenwerking.


Uniek en straf jeugdverenigingsleven


We mogen trots zijn op het unieke en straffe jeugdverenigingsleven in Vlaanderen, met bijna 100.000 vrijwilligers, animatoren en leiders en meer dan 1 miljoen kinderen en jongeren die er een tweede thuis vinden.


‘We zetten de deuren van het jeugdwerk wagenwijd open.’

Als we ervoor kunnen zorgen dat nog meer kinderen en jongeren zich in deze warme omgevingen thuis voelen, wint de hele samenleving. De ene zal graag naar pakweg Chiro, Scouts en Gidsen of KSA trekken, de andere heeft misschien meer zin in een open jeugdwerking of een doelgroepspecifieke werking, of wil gewoon ravotten met vrienden in een park. Het moet allemaal kunnen. Het belangrijkste is dat er een aanbod tot kwaliteitsvolle vrije tijd is voor elk kind en elke jongere.


Het antwoord zit hem net in die variatie in het aanbod die inspeelt op de diverse vragen van de jeugd. En toch ontslaat het ons niet van de taak om werk te blijven maken van een open, inclusief en divers jeugdwerk.


Lees mijn opinie op Sociaal.net.


bottom of page